CBSSCP

Emancipatiemonitor 2018

1 / 18

Emancipatie weer in de lift

Auteurs: Wil Portegijs (SCP) en Marion van den Brakel (CBS)

Met de emancipatie van vrouwen gaat het sinds 2015 op veel vlakken de goede kant op. Ze werken vaker en meer uur, en zijn daardoor ook vaker economisch zelfstandig. Ook zijn ze naar eigen zeggen minder vaak slachtoffer van geweld. Wel zijn er grote verschillen tussen vrouwen onderling en deze zijn de afgelopen jaren niet of nauwelijks kleiner geworden. Laagopgeleide vrouwen hebben minder vaak betaald werk en zijn minder vaak economisch zelfstandig. Dat geldt ook voor vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond. Dit blijkt uit deze tiende Emancipatiemonitor van het CBS en het SCP.

Over de Emancipatiemonitor

De Emancipatiemonitor komt sinds 2000 eens per twee jaar uit en bevat de meest recente gegevens over thema’s die in het landelijk emancipatiebeleid centraal staan. De monitor is een samenwerkingsverband tussen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Met ingang van deze tiende editie wordt de gedrukte Emancipatiemonitor vervangen door een digitale publicatie. In aanvulling hierop heeft het CBS in 2018 een elektronische databank ontwikkeld, die een breed scala aan sociaal-economische statistieken over vrouwen en mannen bevat.

Vrouwen werken vaker en meer uur

Nu de economische crisis is afgelopen, neemt het aandeel vrouwen dat werkt weer toe. Bij vrouwen was de stijging iets sterker dan bij mannen, waardoor het verschil in arbeidsdeelname verder slonk. Tijdens de crisis was dit verschil al kleiner geworden. Ook de gemiddelde arbeidsduur is gestegen. Vooral dat laatste is bijzonder; tot 2015 zat er weinig beweging in de arbeidsduur van vrouwen, maar tussen 2015 en 2017 is deze met een uur toegenomen tot gemiddeld 28 uur per week. Steeds meer vrouwen hebben een grote in plaats van een kleine deeltijdbaan (zie Gaan vrouwen steeds meer werken?). De gewenste arbeidsduur ligt nog iets hoger; namelijk op 29 uur in de week (zie Willen vrouwen meer werken (en mannen minder)?). Wel blijft Nederland nog steeds ‘Europees kampioen’ in deeltijdwerken en het verschil met andere EU-landen is onverminderd groot (zie Hoe doet Nederland het ten opzichte van andere EU-landen?). Nederlandse vrouwen vinden het even belangrijk als mannen om betaald werk te hebben. Maar ze zijn minder bereid of in staat om dat voltijds te doen (zie Gaan vrouwen steeds meer werken?). Zo houden ze tijd over voor andere zaken, zoals huishouden, zorg, en tijd voor zichzelf. Drie op de vier in deeltijd werkende vrouwen zouden onder bepaalde voorwaarden wel meer uren willen werken, vooral als ze hun werk beter zouden kunnen afstemmen op hun privéleven (zie Willen vrouwen meer werken (en mannen minder)?).

Meer vrouwen economisch zelfstandig

Het aandeel vrouwen dat genoeg verdient om in principe zelfstandig van te kunnen leven, is toegenomen. Dat is belangrijk, want bijna vier op de tien relaties lopen tegenwoordig uit op een scheiding. Bijna een kwart van de vrouwen van 30 tot 65 jaar heeft geen partner en moet voor zichzelf (en vaak ook voor kinderen) de kost verdienen (zie En ze leefden nog lang en gelukkig...?). In 2017 verdiende ruim 60% van de vrouwen (m.u.v. scholieren, studenten en gepensioneerden) evenveel of meer dan het bijstandsniveau voor een alleenstaande en was daarmee officieel economisch zelfstandig. Twee jaar eerder was dat 58% (zie Hoeveel vrouwen zijn economisch zelfstandig?). Ook op dit vlak nemen de verschillen met mannen af. Dat vrouwen nog steeds minder vaak economisch zelfstandig zijn dan mannen, komt onder andere door hun geringere arbeidsduur. Ook speelt mee dat ze per uur gemiddeld minder verdienen, al wordt het loonverschil met mannen kleiner (zie Neemt het loonverschil tussen mannen en vrouwen af?).

Komst kinderen grotere impact op economische positie vrouw dan man

De komst van kinderen is voor steeds minder vrouwen aanleiding om minder te gaan werken. Moeders met een partner en jonge kinderen werken in 2017 gemiddeld een halve dag meer dan tien jaar eerder. Ook zijn ze veel vaker economisch zelfstandig (zie Welke gevolgen heeft ouderschap voor werk en economische zelfstandigheid?). Wel heeft de komst van kinderen nog steeds veel meer gevolgen voor de economische positie van vrouwen dan die van mannen. Moeders hebben minder vaak werk, werken minder uren en zijn minder vaak economisch zelfstandig dan vaders, en ook minder dan jonge vrouwen die (nog) geen kinderen hebben. De meeste mannen werken voltijds, ook als ze kinderen hebben. Ook de zorg is niet gelijk verdeeld; vaders nemen een derde deel van de uren besteed aan zorg voor kinderen voor hun rekening. De meeste ouders zouden de zorg voor hun kind het liefst gelijk verdelen, maar in de praktijk is dat maar in vier op de tien gevallen naar eigen zeggen gelukt (zie Wie zorgt er voor de kinderen?). Ook bieden vrouwen vaker dan mannen informele hulp aan bijvoorbeeld (schoon)ouders, of zijn vaker bereid dat te doen (zie Wie zorgt er voor de zieke naaste?).

Verschillen tussen vrouwen niet kleiner geworden

Vrouwen met een laag opleidingsniveau hebben minder vaak werk, werken minder uur en zijn minder vaak economisch zelfstandig dan vrouwen met een hogere opleiding. De arbeidsdeelname en -duur en de economische zelfstandigheid van zowel laag- als hogeropgeleiden groeide. Maar het verschil tussen de onderwijsniveaus is de afgelopen jaren niet kleiner geworden (zie Nemen verschillen tussen hoog- en laagopgeleide vrouwen af?). De verschillen tussen vrouwen met een Nederlandse en een niet-westerse achtergrond zijn zelfs toegenomen (zie Steeds minder verschil tussen vrouwen van Nederlandse en niet-westerse herkomst?). Tijdens de economische crisis is de arbeidsdeelname van vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond gedaald, en daarmee ook hun economische zelfstandigheid. Sinds 2015 stijgt dit aandeel weer en is anno 2017 net terug op het niveau van 2007. De arbeidsduur van niet-westerse vrouwen is hoger dan van vrouwen zonder migratieachtergrond, maar door de toegenomen arbeidsduur van vrouwen zonder migratieachtergrond is dit verschil sinds 2007 wel kleiner geworden.

Meer vrouwen in techniek en in topfuncties

Het feit dat vrouwen per uur gemiddeld minder verdienen, heeft onder andere te maken met de segregatie op de arbeidsmarkt. Vrouwen werken verhoudingsgewijs vaak in beroepen waar sprake is van een relatief laag gemiddeld uurloon, zoals zorg en welzijn. Deze seksesegregatie neemt wel iets af. Meisjes kiezen tegenwoordig vaker voor een technische opleiding, jongens wat vaker voor de zorg. Dat is terug te zien op de arbeidsmarkt. Het aandeel vrouwen dat werkt in zorg- en welzijnberoepen, dienstverlenende beroepen en bedrijfseconomische en administratieve beroepen is iets gedaald, en hun aandeel in technische beroepen en ICT iets toegenomen (zie Meer vrouwen in de techniek en meer mannen in de zorg?). Ook het aandeel vrouwen in de top van het bedrijfsleven, de wetenschap en de rijksoverheid is gegroeid. Ondanks deze stijging zijn vrouwen nog steeds sterk ondervertegenwoordigd op de hogere en besluitvormende posities. De meeste Nederlanders zeggen dit onwenselijk te vinden (zie Komen er meer vrouwen in topfuncties?).

Vrouwen minder vaak slachtoffer van geweld

Meer mannen dan vrouwen geven aan slachtoffer van geweld te zijn geweest. Ook is het aandeel dat te maken krijgt met mishandeling, bedreiging of seksueel geweld bij mannen niet, en bij vrouwen wel afgenomen. Wel zijn vrouwen vaker thuis slachtoffer van geweld en betreft het vaker een bekende dader. Ook heeft een op de drie werkende vrouwen op haar werk last van ongewenste intimiteiten, bedreigingen of pesten (tegenover een op de vijf mannen) (zie Neemt geweld tegen vrouwen af?). Al met al voelen meer vrouwen zich onveilig dan mannen. De meerderheid van de vrouwen en mannen keurt (seksueel) geweld tegen vrouwen af en vindt dat de samenleving hier te lang geen oog voor heeft gehad. Wel nemen mannen het iets vaker op voor hun seksegenoten. Zij zeggen dat mannen door vrouwen te snel worden beschuldigd van seksuele intimidatie. Ook vinden ze vaker dat bij mishandeling van een vrouw beiden schuld hebben (zie Hoe veilig voelen vrouwen zich?).

Vrouwen leven langer, maar niet gezonder

De levensverwachting van vrouwen neemt nog steeds toe, maar minder snel dan die van mannen. Het verschil in levensverwachting is dus kleiner geworden (zie Vrouwen leven langer, maar zijn ze ook gezonder?). Ook krijgen vrouwen en mannen nu gemiddeld genomen op een latere leeftijd te maken met een afnemende gezondheid en lichamelijke beperkingen. Maar ook deze gezondheidswinst is bij mannen groter dan bij vrouwen. Terwijl vrouwen geboren in 1983 naar verwachting gemiddeld drieënhalf jaar langer in goede gezondheid leefden dan mannen, is dat voor meisjes geboren in 2017 naar verwachting ruim een jaar korter dan voor jongens. Vrouwen leven dus wel langer dan mannen, maar korter in goede gezondheid. Dat komt niet door een ongezondere leefstijl: mannen roken en drinken vaker, en hebben vaker overgewicht.

Deze kaart citeren

Portegijs (SCP), W. en M. van den Brakel (CBS) (2018). Emancipatie weer in de lift. In: Emancipatiemonitor: 2018. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/emancipatiemonitor2018/emancipatie-weer-in-de-lift.

Informatie noten

Iemand is economisch zelfstandig als hij/zij tenminste 70% van het minimumloon verdient; dat is het bijstandsniveau voor een alleenstaande. In 2017 is dat een netto-inkomen van 950 euro per maand.